Niet zichtbare zaadlobben (hypogeïsche (onderaardse) kieming). Ingesneden bladeren, samengesteld veervormig.
Omschrijving volwassen plant
Stengels van 30 tot 100 cm, liggend op de bodem of windend, sterk vertakt en wild door elkaar groeiend. Onbehaarde plant. Ondergrondse delen met vaak eivormige knollen. Bladeren: samengesteld uit 2 elliptische langgerekte bladschijven. Bladschijven enigszins gesteeld, gedragen door een niet gevleugde en licht gevoorde bladsteel. Aanvankelijk zonder hechtrank, maar de bladsteel verlengt snel tot een hechtrank, enkelvoudig, daarna vertakt. Bloeiwijze: helder karmijnrode bloemen per 2 tot 5, in eenzijdige okseltrossen op een bloemsteel die langer is dan het blad. Vruchten: peulen (25 tot 35 x 4 tot 6 mm) rolrond, onbehaard, dof, bruin. 3 tot 6 zaden (3 tot 4 mm) hoekig, bruin, glanzend. Plant die terugkomt uit knollen met een zeer variabele grootte en vorm, ondergrondse spichtige scheuten, die snel verhouten, hier en daar verdikt.