Grote stengelboorsnuitkever
Grote stengelboorsnuitkever
Kenmerken
Dit is de grootste snuitkever die koolzaad beschadigt. Hij is 3-4 mm lang, ovaal van vorm en asgrauw van kleur. De larve is pootloos en bereikt een lengte van 7-8 mm bij het einde van de ontwikkeling. Bij het ontluiken is de larve wit met zwarte kop; bij het einde van de ontwikkeling wordt ze geel met een geelachtige kop.
Levenscyclus
De stengelboorsnuitkever is het eerste insect dat het koolzaadgewas bezoekt bij het begin van het jaar, vanaf de eerste opwarming van het weer (februari-maart). De adulten brengen de winter door in de bodem van vroegere koolzaadvelden (rusttoestand) en hernemen hun activiteit vanaf de eerste opwarming. Op dat moment voeden ze zich met de opslag van koolzaad en andere, wilde kruisbloemigen in de nabijheid. De vluchten, die volgen op deze activiteitsherneming en die voor de besmetting van de teelten zullen zorgen, worden pas belangrijk bij temperaturen vanaf 12-13°C, bij zonnig weer en weinig of geen wind. De eiafleg vindt 1 tot 3 weken na het verschijnen van de wijfjes plaats. Ze vangt aan van het eerste ogenblik dat de kevers een teelt binnendringen. De wijfjes boren met hun snuit een gat van 1-2 mm diep in de eindknop, draaien zich om en leggen er hun eitjes in af. De eiafleg begint doorgaans wanneer de eindknop begint te ontwikkelen. De larve ontwikkelt zich in het binnenste van de stengel gedurende 4 tot 7 weken en verlaat dan de plant via de basis van een bladsteel om zich te verpoppen in de bodem. De gaten veroorzaakt door de larven blijven duidelijk zichtbaar op de stengel tot het einde van de cyclus. De adulten blijven in rusttoestand in het popomhulsel tot het begin van de winter. Dan verlaten ze dit, maar blijven in de bodem tot in het voorjaar.
Schade
De schadelijkheid van dit insect is variabel, maar de meeste schade doet zich voor wanneer de lente droog is. De schade van de grote stengelboorsnuitkever is niet toe te schrijven aan de voedingswijze, maar wel aan de reactie van het stengelweefsel op de eiafleg. Vanaf de eerste dag na de eiafleg vormt zich een “gal” rond het eitje. Vervolgens krijgt het stengelmerg een pluisachtig uitzicht, het weefsel ondergaat necrose (het wordt eerst bruin, dan zwart) en tenslotte lijkt de stengel op deze plaats van mergweefsel ontdaan. De stengel kan zich op verscheidene manieren vervormen: een opgeblazen, verdraaid, afgeplat of gebarsten uitzicht van de stengel is mogelijk.