Kleine peenluis

Semiaphis dauci

Kleine peenluis

De kleine peenluis behoort tot een groep van ongeveer 14 luizensoorten en komt vooral voor in Europa en Azië.

Kenmerken

De ongevleugelde vrouwelijke kleine peenluis is levendbarend (vivipaar) en heeft een klein lichaam. De grootte is 1,3 – 1,6 mm. Het lichaam van de kleine peenluis heeft een lichtgroene of bleek blauwgroene kleur, waarover een wasachtige laag ligt. Kop, poten, sifonen en cauda zijn donkergroen tot bruinig. De sifonen zijn zeer kort; 0,04 – 0,05 keer de lengte van het lichaam en 0,5 keer de lengte van de cauda. De antennen bestaan uit zes segmenten en zijn 0,4 – 0,5 keer zo lang als het lichaam. De gevleugelde exemplaren hebben een groen gekleurd achterlichaam met donkere lijnen die dwars over de rug lopen. Kop en borststuk zijn zwart. Opvallend zijn de sterk naar buiten gebogen sifonen.

Levenscyclus

De kleine peenluis overwintert als eitje op peen. Uit de eitjes komen in het voorjaar levendbarende vrouwtjes; de stammoeders. Deze planten zich op de waardplant ongeslachtelijk voort. In de zomer ontstaan de gevleugelde levendbarende vrouwtjes.In de herfst onstaan mannetjes en eileggende vrouwtjes uit seksueel nageslacht producerende luizen. Deze holocyclische (volledige) levensvorm is bij de kleine peenluis de meest voorkomende.

Schade

De kleine peenluis veroorzaakt zuigschade aan de bladeren van peen. De bladeren rollen zich daardoor op en vervormen. In het voorjaar kunnen we luizenkolonies bovenop de bladeren en blaadjes van wilde en gecultiveerde wortelen waarnemen. Later in het seizoen zijn ze op de bloemschermen te vinden. De kleine peenluis kan het selderijmozaïekvirus en diverse andere non-persistente virussen overbrengen.