Roze perenluis

Dysaphis (Pomaphis) pyri (Boyer de Fonscolombe, 1841)

Roze perenluis

Kenmerken

Wijdverspreide, middelgrote tot grote soort (2,1-3,2 mm) van palaearctische oorsprong, die algemeen voorkomt in Europa, Noord-, West- en Zuidwest-Azië en Noord-Afrika.

Het voorhoofd is w-vormig met zwak ontwikkelde voorhoofdsknobbels en middenknobbel. De ovale ongevleugelde levendbarende vrouwtjes hebben antennen die uit zes leden bestaan en korter zijn dan het lichaam (0,7 maal). Het laatste antennelid heeft tot 1,5 maal de lengte van de sifonen. De sifonen zijn kort, subcilindrisch, vrij grof, gewoonlijk 1/10 maal de lichaamslengte en tot 2,5 maal zo lang als de cauda. De cauda is vijfhoekig en bezet met vijf tot acht haartjes. De kleur van de roze perenluis, die zich ophoudt in bladgallen op de peer, is roodachtig bruin tot donkerbruin. Het lichaam is bedekt met een wasachtig poeder. De kop en uiteinden van de leden van de poten zijn donker en de sifonen zeer donker. Ongevleugelde vrouwtjes hebben kleine, min of meer duidelijke donkere vlekken op de rug van het achterlijf, terwijl gevleugelde vrouwtjes op het midden een grote zwarte plek hebben.

Levenscyclus

De roze perenluis overwintert als eitje op peer. De eitjes komen uit in het voorjaar bij het zwellen van de knoppen van de peer en ontwikkelen zich tot ongevleugelde vormen (stammoeders) die de knoppen binnendringen. Uit elk hiervan komen circa 39 (17-68) ongevleugelde vrouwtjes voort. Aan de onderzijde van het blad of de jonge twijgen van de primaire waardplant ontwikkelen er zich dichte kolonies van deze bladluis. Op de primaire waardplant worden tot zeven generaties voortgebracht. Gevleugelde migranten die 's zomers zijn voortgebracht, vliegen over naar walstro (Galium), waar zij zich gedurende de rest van het seizoen parthenogenetisch vermeerderen. Deze generaties koloniseren de wortels van walstro, meestal op 2 á 3 cm onder de oppervlakte. Vanaf begin september remigreren gevleugelde mannetjes en gynopare individuen naar de peer. Uit deze laatste komen de geslachtelijk voortplantende ovipare vrouwtjes voort, die hun eitjes leggen in de littekens van de vruchtstelen. Overwintering als levendbarende vorm is niet gemeld. Primaire waardplant (winter) Peer Secundaire waardplant (zomer) Kruidachtige planten: walstro (Galium), incidenteel ook vreemde rubia (Rubia peregrina) en vlassoorten (Linum spp.) Levenscyclus Holocyclisch

Schade

De zuigactiviteit van de roze perenluis veroorzaakt ernstige vervormingen van het blad en de vruchten van de primaire waardplant. Het blad krult overdwars, raakt vervormd en vergeelt, de vruchten kunnen vervormd worden. Naast deze rechtstreekse effecten werken de grote hoeveelheden honingdauw die door de bladluis worden geproduceerd, het ontstaan van roetdauwschimmels op het fruit in de hand.