Sigarettengalluis
Sigarettengalluis
Kenmerken
Algemeen voorkomende en wijdverspreide middelgrote soort (1,7-2,3 mm) die waarschijnlijk uit Oost-Azië afkomstig is.
Het voorhoofd wordt gekenmerkt door uitstekende voorhoofdsknobbels aan de basis van de binnenkant van de antennen, waarbij de binnenranden van elkaar wijken. Ongevleugelde levendbarende vrouwtjes hebben antennen die uit zes leden bestaan en meer dan half zo lang zijn als het lichaam. Het laatste antennelid is iets langer dan de sifonen. De sifonen zijn lang, wigvormig, naar buiten gebogen, circa 1/4 maal de lichaamslengte en 2,5 maal zo lang als de cauda. De cauda is tongvormig en bezet met zeven tot tien haartjes. De kleur van de bladluis is bleekgroen of geelgroen. De uiteinden van antenneleden en de distale helft van de sifonen zijn donker. Ongevleugelde vrouwtjes zijn niet gepigmenteerd op de rug van het achterlijf, terwijl gevleugelde vrouwtjes op het midden een zwarte plek hebben.
Levenscyclus
De sigarettengalluis overwintert als eitje op perzik. De eitjes komen uit in het voorjaar en ontwikkelen zich tot ongevleugelde vormen (stammoeders). Gevleugelde migranten die in voorjaar/zomer zijn voortgebracht, vliegen naar een secundaire waardplant waar zij zich gedurende de rest van het seizoen parthenogenetisch vermeerderen. In de herfst worden er gevleugelde mannetjes en gynopare individuen voortgebracht. Uit deze laatste komen, na terugkeer op de primaire waardplant, de geslachtelijk voortplantende ovipare vrouwtjes voort. Gedurende het gehele seizoen kunnen er kolonies op perzik worden gevormd. Bij zachte weersomstandigheden is overwintering als levendbarende vorm mogelijk. In Noord-Amerika vindt alleen anholocyclische overwintering plaats. Primaire waardplant (winter) Perzik (Prunus persica) Secundaire waardplant (zomer) Clematis spp. Levenscyclus Holocyclisch (soms ook anholocyclisch).
Schade
De zuigactiviteit van de sigarettengalluis veroorzaakt een zeer karakteristieke ernstige krulling van het blad van de primaire waardplant. Bladluizen komen voor aan de onderzijde van de bladeren en doen deze langs de hoofdnerf oprollen zodat er sigaarvormige gallen ontstaan. 's Zomers, na de emigratie van bladluizen kleurt het blad waarop zich gallen hebben gevormd, steeds roder, waardoor de fotosynthese terugloopt. De bladluis kan zeer schadelijk zijn en is een belangrijke overbrenger van het pruimensharkavirus.