Greenbug

Schizaphis graminum (Rondani, (1847) 1852)

Greenbug

Kleine soort (1,3-2,1 mm) die wijd verspreid is en algemeen voorkomt in Zuid-Europa, het Midden-Oosten, Azië, Afrika, Noord-, Midden- en Zuid-Amerika en waarschijnlijk uit het zuiden van Europees Rusland afkomstig is.

Kenmerken

Het voorhoofd wordt gekenmerkt door duidelijke, vrij lage voorhoofdsknobbels en een middenknobbel, met korte vingerachtige uitsteeksels aan de buikzijde. De vrij langwerpige ovale ongevleugelde levendbarende vrouwtjes hebben antennen die uit zes leden bestaan en iets langer zijn dan de helft van het lichaam. Het laatste antennelid is tot 1,3 maal zo lang als de sifonen. De sifonen zijn lang en iets wigvormig, circa 1/8 maal de lichaamslengte en tot 1,8 maal zo lang als de cauda. De cauda is tongvormig en bezet met vier haartjes. De kleur van deze bladluis is bleek geelachtig tot blauwachtig groen met donkerder groene strepen over het midden en langs de rand. De cauda is bleek, de poten en sifonen zijn bleek met schemerachtige uiteinden, terwijl het distale 2/3 gedeelte van de antennen donker is. Ongevleugelde en gevleugelds vrouwtjes zijn niet gepigmenteerd op de rug van het achterlijf.

Levenscyclus

Er bestaat enige verwarring over de biologische kenmerken en de levenswijze van deze soort. Er bestaan namelijk verscheidene ondersoorten die elk hun eigen waardplant hebben. Schizaphis graminum overwintert als eitje op grassen, in het noorden van de VS voornamelijk op veldbeemdgras (Poa pratensis). De eitjes komen uit in het voorjaar en ontwikkelen zich tot ongevleugelde vormen (stammoeders) die, bij gunstige omstandigheden, worden gevolgd door meer dan 30 parthenogenetische generaties. In de herfst worden er gevleugelde mannetjes en geslachtelijk voortplantende ovipare vrouwtjes voortgebracht. Overwintering als levendbarende vorm komt voor wanneer de omstandigheden in de winter dat toelaten. Waardplant (winter en zomer) Grasachtigen (Gramineae), waaronder ook economisch belangrijke gewassen Levenscyclus Holocyclisch (soms ook anholocyclisch)

Schade

Deze soort injecteert een toxine in de plant, die vergeling en andere fytotoxische effecten veroorzaakt. Het gehele blad of de gehele plant wordt geel naarmate de populaties toenemen. Afhankelijk van de soort waardplant ontstaat er een roodachtige, bruine of vuurrode verkleuring. In het algemeen treedt alleen schade op, wanneer de planten reeds vóór het uitstoelen zijn aangetast. In aanvulling op de directe schade kan de bladluis virussen overbrengen zoals het gerstevergelingsvirus (het sugar cane mosaic virus, het millet red leaf virus, het western wheat mosaic virus) en een virusziekte van rijst.