
Voedselveiligheid en residuen van gewasbeschermingsmiddelen
Is mijn voedsel veilig om te eten?
Wat zijn residunormen en hoe worden ze vastgesteld?
Kunnen residuen verder worden verlaagd?
Hoe zit het met biologisch geteelde voedingsmiddelen?
Residunormen
Is een incidentele overschrijding van een residunorm schadelijk?
Hoe zit het met babyvoeding?
Hoe zit het met combinaties van residuen?
Weet u dat gewasbeschermingsmiddelen tot de best onderzochte en meest wettelijk gereguleerde chemische producten ter wereld behoren? Ze worden met dezelfde intentie onderzocht als medicijnen. Hoe dit gebeurt, leest u hier en in de volgende delen.
Uitgebreid onderzocht
Voordat gewasbeschermingsmiddelen daadwerkelijk gebruikt kunnen worden, moeten ze eerst zijn ‘toegelaten’, zoals dat heet. Dit houdt in dat een onafhankelijke, bevoegde overheidsinstantie alle middelen uitputtend onderzoekt en beoordeelt. Een middel kan alleen gebruikt worden wanneer de veiligheid voor mens, dier en milieu kan worden gegarandeerd. Pas als het middel is toegelaten (en dus veilig is bevonden), mag het verkocht en gebruikt worden.
Transparante procedure
In Nederland doet het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) de toelatingsprocedure. Dit is een onafhankelijke procedure die volledig transparant is voor het publiek. De procedure is erg uitgebreid en grondig. Het middel wordt onderworpen aan een uitputtende reeks onderzoeken om risico’s voor de gezondheid van de mens en het milieu te kunnen vaststellen. Het standaardonderzoek om een gewasbeschermingsmiddel toe te laten, omvat meer dan 120 studies. De duur van deze studies varieert van een maand tot vijf jaar. Het totale onderzoeks- en ontwikkelingstraject van een gewasbeschermingsmiddel kan daardoor wel acht jaar in beslag nemen!
Zekerheid voor consument
Als consument weet u dus zeker dat de gewasbeschermingsmiddelen die nu gebruikt worden, van alle kanten getest zijn op veiligheid voor de gezondheid van mensen, dieren en het milieu. Anders zou het middel níet toegelaten zijn.
Hoe wordt de veiligheid beoordeeld?
Om vast te stellen of een gewasbeschermingsmiddel veilig in de praktijk te gebruiken is, voeren de bevoegde overheidsinstanties (in Nederland het CTGB) een risicobeoordeling voor de gezondheid uit. Deze beoordeling bestaat uit drie hoofdelementen:
1. Bepalen van de gevaareigenschappen van het gewasbeschermingsmiddel en vaststellen van een gezondheidskundig toelaatbaar geachte grenswaarde (oftewel gezondheidsnorm).
Om te bepalen in welke mate een gewasbeschermingsmiddel schadelijk is voor de mens, wordt een groot aantal studies uitgevoerd. Deze bestuderen alle relevante gezondheidsrisico’s (waaronder kanker en effecten op de voortplanting). De uitvoering gebeurt onder toezicht en volgens internationaal erkende richtlijnen die overheden hebben vastgelegd.
Wanneer uit de studies blijkt dat er van een blootstellingsniveau geen nadelige effecten gevonden zijn, wordt dit aangeduid met ‘No Observed Adverse Effect Level’ (NOAEL). De gezondheidsnorm wordt bepaald door een veiligheidsfactor van tenminste 100 toe te passen op de laagst gevonden NOAEL. Dit wordt bij chronische (langdurige) blootstelling de Acceptabele Dagelijkse Inname (ADI) genoemd. Bij acute (korte) blootstelling heet deze grenswaarde Acute Referentie Dosis (ARfD). Deze maar liefst 100-voudige veiligheidsfactor is zeer effectief gebleken voor de bescherming van de gezondheid van mensen.
2. Vaststellen van de blootstelling aan het gewasbeschermingsmiddel via de consumptie van voedsel.
Om de blootstelling te kunnen vaststellen, moeten we het eerst het volgende weten:
Voedsel: wat en hoeveel?
Hoeveel en wat we eten wordt geschat aan de hand van dieettabellen die de overheid gebruikt. Met behulp van voedselconsumptiepeilingen wordt onderzocht hoeveel van een bepaald voedingsmiddel volwassenen, kinderen en baby’s consumeren. Het is bekend dat vegetariërs en bepaalde culturele groepen afwijken van het gemiddelde voedingspatroon. Hierover wordt steeds meer informatie verzameld.
Hoeveelheid residu:
De hoeveelheid residu dat in het voedsel kan voorkomen, wordt gemeten in residustudies voor alle gewassen waarvoor het middel wordt gebruikt. Residuproeven worden uitgevoerd volgens internationale richtlijnen in het veld, in kassen en tijdens het bewaren. Deze gaan uit van een 'worst case scenario'. Dit betekent dat de residuniveaus worden bepaald met studies waarin het middel met een maximale dosering en een maximaal aantal toepassingen is gebruikt. Bovendien zo lang mogelijk, tot aan het tijdstip voor de oogst dat noodzakelijk is om de plaag of ziekte te bestrijden, dus met minimale afbraaktijd. Met andere woorden: de studies simuleren een extreme situatie van plagen en ziekten, die in de praktijk weinig voorkomt.
3. De blootstelling vergelijken met de gezondheidsnorm.
Tot slot vergelijken (inter-)nationale autoriteiten de mogelijke blootstelling met de gezondheidsnorm (ADI en ARfD). Dit ter bevestiging dat het risico aanvaardbaar is en er geen gezondheidsrisico’s voor de consument worden verwacht. Zowel voor de blootstelling op korte als lange termijn moet bewezen worden dat het middel veilig is.
Toegelaten:
Een gewasbeschermingsmiddel in een bepaald gewas wordt op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet alleen toegelaten als er voldoende veiligheidsmarge zit tussen de verwachte blootstelling en de vastgestelde gezondheidsnorm. Pas en alleen dan mag het middel daadwerkelijk in de praktijk gebruikt worden.