Pterochloroides persicae
Pterochloroides persicae
Kenmerken
Wijdverspreide grote soort (2,7-4,2 mm) die afkomstig is uit het Midden-Oosten en algemeen voorkomt in Zuid-Europa, Noord-Afrika, Zuidwest- en Centraal-Azië, India en Pakistan.
Het voorhoofd is afgerond, de voorhoofdsknobbels zijn slechts zeer zwak ontwikkeld. De ovale ongevleugelde levendbarende vrouwtjes hebben antennen die uit zes leden bestaan en circa 1/3 maal de lichaamslengte zijn. Het laatste antennelid is zeer kort en kleiner dan de sifonen. De sifoonporiën zijn wijd en geplaatst op een korte, harige kegel die korter is dan 1/20 maal de lichaamslengte. De cauda is kort, breed, rond en bezet met meer dan 25 haartjes. Deze bladluis is bruin en heeft een zwarte tekening. De poten en antennen zijn kenmerkend roodbruin en zwart gestreept. Op de rug bevindt zich vanaf de kop paarsgewijs een rij zwart gepigmenteerde behaarde knobbels.
Levenscyclus
Gemeld is dat de soort als eitje op prunussoorten overwintert, hoewel er nooit mannetjes zijn beschreven. De bladluizen koloniseren de bast aan de basis van de stammen en hoofdtakken van hun primaire waardplant. In het Middellandse-Zeegebied, de kustgebieden van het Midden-Oosten en in Zuid-Europa overwintert de soort alleen als levendbarende vorm. Waardplant (winter en zomer) Prunussoorten (waaronder ook economisch belangrijke gewassen, bv. perzik, abrikoos, amandel) Levenscyclus: Holocyclisch (soms ook anholocyclisch)
Schade
De zuigactiviteit van deze soort veroorzaakt ernstige schade, met name aan perzik, doordat vruchten niet rijp worden en er bij grote kolonies takken kunnen afsterven. De productie van grote hoeveelheden honingdauw werkt de ontwikkeling van roetdauwschimmels in de hand, wat de handelswaarde van het fruit doet teruglopen. Gemeld is dat mieren de vleugels van de gevleugelde bladluizen kunnen verwijderen om hun emigratie te voorkomen.