Inleiding
Dit is een belangrijke via zaden overgedragen ziekte in schermbloemige groenten, die wortelen, pastinaak, selderij, knolselderij en verschillende verwante kruidengewassen aantast. De ziekte wordt tevens via de bodem overgedragen. Let op: er kunnen nog andere Alternaria-soorten voorkomen in wortelen, aangezien in de VS ook melding is gemaakt van A. carotiincultae (dat grotere sporen heeft) in wortelen. In selderij is A. petroselini mogelijk virulenter dan A. radicina.
Geografische verspreiding
Zwarte vlekkenziekte is belangrijk in alle delen van de wereld waar wortelen worden geteeld, in het bijzonder bij opslag van oogsten.
Symptomen en diagnose
De belangrijkste symptomen zijn zwarte laesies bij de basis van de bladstelen en op de wortelkroon. Dit kan leiden tot het afsterven van loof en incidenteel oogsten met een klembandrooier onmogelijk maken. Bij opgeslagen wortelen veroorzaakt de ziekte verzonken zwart droogrot op de wortel, dat zich over vrijwel het gehele worteloppervlak en naar gezonde wortels kan verspreiden. Vergelijkbare symptomen zijn zichtbaar op de kroon, de onderkant van de bladsteel en de wortels van selderij en knolselderij. De ziekte veroorzaakt witte pluis in zaailingen waarbij de wortels en stam zwart verkleuren. Op de bladeren verschijnen kleine bruine vlekjes omringd door chlorotische randen. Deze breiden zich verder uit tot de bladeren geheel zwart zijn. Bij zaaigewassen leiden ernstige infecties tot verwelking van het bloemscherm, waardoor de ontwikkeling van zaad wordt verhinderd.
Voorwaarden voor ziekteontwikkeling
Besmet zaad is vaak de belangrijkste bron van verspreiding. De ziekte wordt verspreid via sporen op het zaadoppervlak en als mycelium in het zaadomhulsel. Hij wordt tevens via de bodem overgedragen en kan in de bodem overleven in gewasresten of als microsclerotia of sporen. Zoals bij andere Alternaria-soorten wordt besmetting via door de lucht overgedragen sporen bevorderd door lange bladnatperioden en warme temperaturen (> 20°C). Oude bladeren zijn het kwetsbaarst. Infectie aan de onderkant van de bladsteel leidt tot infectie van de kroon. De wortels vertonen in het veld vaak weinig tekenen van besmetting, maar kunnen bij opslag in koude ruimten ernstig worden aangetast. Het is belangrijk om bij het oogsten beschadigingen aan wortels zo veel mogelijk te beperken en tijdens opslag te zorgen voor een hoge relatieve vochtigheid en lage temperaturen (0-1 °C).
Impact en belang
Deze ziekte heeft de grootste impact op opgeslagen wortels. Aangetaste wortels zijn onverkoopbaar. Er kan tevens enig verlies optreden bij andere schermbloemige gewassen, zoals selderij of kruiden, in het bijzonder als het pathogeen in hoge mate aanwezig is op zaden. A. radicina kan jarenlang in de bodem overleven, het gebruik van besmet zaad kan leiden tot terugkerende problemen bij gewasrotatie. De eliminatie van bronnen van Alternaria spp. op zaden is heel belangrijk wanneer wortelen worden geteeld om na de oogst te worden opgeslagen