Deze mijt heeft na de tweede wereldoorlog voor grote onrust gezorgd. De enige remedie was selectie. Vooral door het plegen van meerjarige teelten, tot 8 jaar toe, kon een kleine populatie zich uitbouwen tot een ware plaag. Door het terugdraaien van de meerjarige teelt naar een eenjarige teelt en het telen van het vermeerderingsmateriaal op speciale bedrijven, is deze mijt grotendeels teruggedrongen in Nederland. Het jonge blad wordt bronskleurig en later gespikkeld bruin. Het hart blijft zitten, zodat een bossige plant ontstaat. Met een goede loep zijn de mijten als witte, soms doorzichtige puntjes terug te vinden in het nog jonge dichtgevouwen blad. De eitjes worden afgezet in de nog gevouwen blaadjes, die in het hart van de plant aanwezig zijn. Het afzetten van de eitjes gebeurt in lange rijen langs de nerven. De larven die te voorschijn komen, zijn doorzichtig en zijn gebonden aan de plaats waar ze zijn afgezet. In het najaar verdwijnen de volwassen vrouwtjes naar beschutte plaatsen in het hart van de plant. Bij het oplopen van de temperatuur, zoekt de mijt de groeiende delen op, om opnieuw eitjes af te zetten in de nog gevouwen blaadjes. De hoge luchtvochtigheid, die heerst in het hart van de plant, is optimaal voor de ontwikkeling van de jonge mijt. Onder gunstige omstandigheden kan een mijt 90 eitjes afzetten. Waarvan 80% zich als vrouwtje ontwikkelt. Voor de ontwikkelingen van ei tot volwassen beestje zijn 2 à 3 weken nodig.
Bestrijding
Tussen 2005 en 2008 is een methode ontwikkeld om plantmateriaal vrij te maken van aardbeimijt. Door een CATT behandeling toe te passen op uitgangsmateriaal. CATT staat voor Controlled Atmoshere Temperature Treated. CATT is een behandeling waarbij onder CA-condities (Controlled Atmoshere) in combinatie met een temperatuurbehandeling de aardbeimijt wordt gedood. Plantenkwekers aangesloten bij Plantum kunnen planten laten behandelen. Dit is een duurzame methode om insectenvrije planten te krijgen. Ook spint wordt gedood en plantparasitaire aaltjes worden deels gedood.