Alternaria is een schimmelgeslacht dat behoort tot de Ascomyceten. Alternaria-soorten zijn belangrijke veroorzakers van plantenziekten in vele gewassen. Alternaria-soorten behoren tot de Fungi imperfectie. Ze vormen geen asci en planten zich ongeslachtelijk voort door de vorming van meercellige, raket- of knotsvormige conidien. Alternaria-so
Bewaarschimmels bestaan uit een grote groep schimmels die de vruchten aantasten vanaf de oogstperiode. Elke schimmel kenmerkt zich door zijn eigen symptomen maar ook door zijn eigen infectieperiode.
Botrytis is een geslacht van anamorfe schimmels in de familie Sclerotiniaceae. Botrytis (ook bekend als grijze schimmel) behoort tot de groep Hyphomycetes en heeft ongeveer 30 verschillende soorten. Het is een plantenparasiet op heel veel land- en tuinbouwgewassen De schimmelsoort produceert stevige, donkere, vertakte conidioforen met clusters van lichtere conidia (grijs in massa). De schimmel overleeft vooral op plantendelen en gewasresten of als sclerotien in de grond. Een enkele vorm kan op het zaad overleven en al bij kieming de
Colletotrichum bladvlekkenziekte is een van de meest voorkomende schimmelziekten, zowel in de tropen als in gematigde klimaatzones. De verschijnselen aan het blad verschillen per waardplant. Bij een aantal waardplanten worden de symptomen op het blad eerst zichtbaar als kleine waterige puntjes. Bij andere waardplanten verschijnen uitdijende necrotische of chlorotische vlekken die rond of onregelmatig van vorm zijn. Ook de vorm van de vlek is waardplant afhankelijk. Op sommige waardplanten zijn de vlekken “kikvorsoog”-achtig van vorm. De hoekige vorm wordt veroorzaakt
Symptomen zijn kleine vergeelde bladeren, scheuten met verkorte internodiën, verwelkte zijtakken en kankers op takken. Takken en zijtakken sterven af. Symptomen zijn kleine vergeelde bladeren, scheuten met verkorte internodiën, verwelkte zijtakken en kankers op takken. Takken en zijtakken sterven af.
Fruitmot is een belangrijke groep van beschadigers in fruitgewassen. De groepsnaam is te danken aan de eigenschap van de rupsen van vele soorten bladeren op te rollen. Deze eigenschap komt het duidelijkst naar voren bij de heggebladroller. Maar tot de groep van de fruitmot behoren ook soorten die niet tussen de bladeren leven, maar in vruchten boren (fruitmot) of in de boomschors leven (schorsboorder).
Fusarium oxysporum veroorzaakt verwelkingsziekte in een scala van gewassen. Voor elk gewas is er een ras of ‘forma specialis’ van de schimmel waarin de naam van de waardplant is verwerkt. In tomaat wordt verwelkingsziekte veroorzaakt door F. Oxysporum f.sp. radicis-lycopersici, in chrysant door F. Oxysporum f. Sp. dianthii etc. F. Oxysporum leeft in de grond en in substraat. Overwinteren gebeurt als sporen of mycelium in gewasresten, maar de schimmel vormt ook de dikwandige ongeslachtelijke chiamydosporen die bestand zijn tegen uitdroging.
Deze schimmel veroorzaakt vruchtrot. Infectie van vruchten vindt plaats in de boomgaard, maar de symptomen worden pas na 2-7 maanden zichtbaar op de vruchten. De vlekken die ontstaan zijn regelmatig gevormd, rond, met een licht centrum en een bruine rand, soms meerdere bruine kringen.
Deze schimmel veroorzaakt aantasting van jonge bladeren en knoppen. Er ontstaan onregelmatige bruine vlekken rond de bladnerven met op de onderkant lichtgekleurde vruchtlichamen. De bladeren vallen vervroegd af. De schimmel kan doorgroeien naar de takken en stam en daar kankers veroorzaken, waardoor takken kunnen sterven.
Lenticel spot geeft zoals de naam doet vermoeden (meerdere) bruine tot zwarte vlekjes die lijken te ontstaan vanuit de lenticellen van de vrucht. Na verloop van tijd groeien deze vlekken uit en zinken ze in. Uiteindelijk zal myceliumgroei zichtbaar zijn in het centrum van deze vlekken. Ook kan de schimmel een wittig pluis veroorzaken op de houten bewaarkisten. Vaak zijn de symptomen pas zichtbaar na 5-6 maanden bewaring.
Bij meeldauw ontstaat een grote hoeveelheid wit mycelium op de plant wat er poederachtig uitziet wanneer er conidia (sporen) worden geproduceerd. Deze kunnen zowel op de boven- en onderzijde van de bladeren alsook op stengels en bloemdelen groeien. In sommige gevallen
Monilinia spp. veroorzaken aantasting van bloesem en twijgen, kankers op twijgen en rotting van vruchten. Het eerste symptoom is bruinverkleuring van de bloesem. Binnen enkele weken kan de schimmel doorgroeien naar twijgen, waar donkerbruine plekken ontstaan waar gom uit kan lekken. De onrijpe vruchten kunnen laten gínfecteerd zijn (zonder zichtbare symptomen). Op rijpe, rottende vr
Deze schimmels veroorzaken eerst kleine, ingezonken donkere plekken op het hout. Als afweerreactie van de plant ontstaan kankers die steeds groter worden. Meerjarige kankers hebben concentrische ringen. Bij aantasting van kleine takken kunnen kankers de tak helemaal afsnoeren waardoor deze dood gaat. De vruchten kunnen ook worden aangetast en krijgen dan ronde, verzonken bruine plekken. Op deze plekken ontstaan wit tot gele of oranjerode sporenhoopjes.
Penicilium treedt vooral op in de na-oogst fase. Eerst ontstaan zachte, waterige plekken waarop al snel wit schimmelpluis met blauw-groene sporen groeit. Binnen enkele dagen kunnen vruchten geheel aangetast zijn. De schimmel
P. cactorum kan wegval van jonge plantjes veroorzaken bij brassicae, terwijl P. megasperma invloed heeft op groeiende gewassen in slecht doorlatende velden en P. brassicae hoofdzakelijk een opslagziekte van kool is. Deze ziekten worden meestal gemeld uit Europa en Noord-Amerika, met Phytophtora drechsleri gemeld uit Zuid-Afrika. Aantasting vanuit de bodem is meestal de belangrijkste bron van deze ziekteverwekkers. Ze overleven door middel van oösporen die kunnen ontkiemen om zoösporen te produceren of rechtstreeks wortels te infecteren. Secundaire verspreiding vindt dan
Deze ziekte tast de bloemen, bladeren en stengels van de plant aan. Een groot hoeveelheid wit mycelium overdekt de bloemen volledig. Dit wordt snel gevolgd door de vorming van zwarte sporangia die gespikkeld op het weefsel liggen.
De schimmel overwintert in geïnfecteerde knoppen. In natte wintermaanden sporuleert de schimmel op deze knoppen en op aangetaste plekken van het vorige seizoen op twijgen. De conidiën komen vrij door water en vrije conidiën kunnen maanden lang vitaal blijven op de planten. Voor infectie van twijgen is 24 uur water nodig, maar omdat de sporen zo lang kunnen overleven, kunnen ze ook na lange tijd nog de plant infecteren. Sporenkieming treedt op vanaf 1 oC en infectie kan ook optreden
Tripsen zijn meestal ongeveer één milimeter grote insekten. Ook zgn. onweersbeestjes behoren hiertoe. Dit zijn tripsen die in de nazomer massaal met de luchtstroom worden verplaatst. In Nederland zijn ruim honderd soorten tripsen bekend. Zij komen op allerlei ...
Op het blad ontwikkelen zich dofgroene of grijze vlekken die veranderen in een olijfgroene schimmelige plek. Opgebolde plekken (korstjes) op vruchten, knobbels op saprijke takjes en gekruld of bobbelig