Insecten zoals bijvoorbeeld bladluizen, trips, rupsen en mineervlieg kunnen veel schade aanrichten in gerbera’s. Hierdoor kan de kwaliteit en opbrengst van uw gerbera gewas verminderen. Op deze pagina geven we meer informatie over de verschillende soorten insecten in gerbera’s en onze oplossingen om uw gewas hier tegen te beschermen.
Meest voorkomende insecten in gerbera
Wij hebben oplossingen voor de volgende insecten:
Aardappeltopluis
Groene perzikluis
Katoenluis
Mineervlieg
Spint
Trips
Rupsen
Wantsen
Wittevlieg
Wolluis
Gerbera
Aardappeltopluis
Deze grote luizensoort komt op veel cultuurgewassen voor waaronder chrysant, gerbera, roos en diverse potplanten. Aardappeltopluis (Macrosiphium euphorbiae) overleeft jaarrond in de gerberakas, maar kan in milde winters ook buiten overwinteren op diverse plantensoorten als kruiskruid en herderstasje.
Aardappeltopluis leeft vooral aan de onderzijde van de bladeren en op de stelen verspreid over de hele plant. De bladluis kan dus ook over de hele plant schade veroorzaken. Voor de teler is het daarnaast vervelend dat de luis grote hoeveelheden honingdauw uitscheidt. Op deze honingdauw kunnen vervolgens weer (roetdauw) schimmels gaan groeien. Hierdoor worden de gerbera’s onverkoopbaar.
Deze luizensoort komt op verschillende cultuurgewassen voor, waaronder gerbera. De groene perzikluis (Myzus persicae) kan jaarrond in de kas overleven.
De luis voedt zich door te prikken in de neerwaartse sapstroom (floeem) en ze veroorzaakt dan misvormde bladeren. Een nog groter probleem is, dat de luizen grote hoeveelheden honingdauw uitscheiden. Op deze honingdauw kunnen (roetdauw) schimmels gaan groeien. De gerbera’s worden door deze vervuiling onverkoopbaar.
De katoenluis (Aphis gossypii) is een zeer polyfaag insect en voedt zich op veel verschillende planten. Gerbera is ook een van deze waardplanten van de katoenluis. De bladluis leeft verspreid over de hele plant en kan dus ook over de hele plant schade veroorzaken. Daarnaast heeft katoenluis een zeer snelle ontwikkelingstijd. De verdubbelingstijd van de populatie is drie tot vijf dagen bij temperaturen tussen de 20 en 30 °C. Deze bladluizen zijn lastig om tijdig alleen door de sluipwesp Aphidius colemani te worden geparasiteerd. Een geïntegreerde of een chemische aanpak is dus noodzakelijk.
De beschadiging van de plant bestaat voornamelijk uit voedingsstippen van de vrouwtjes en uit de mijnen die ontstaan als gevolg van het door het bladmoes heen vreten van de larven. De mijnen worden breder naarmate de larven groeien. Zij nemen meer voedsel op en produceren meer uitwerpselen, wat als een donkere lijn zichtbaar is in de mijn. Zodra de larven zijn volgroeid, verpoppen zij en komt er twee weken later (bij 20°C) een nieuwe generatie mineervliegen te voorschijn. De poppen hangen meestal zichtbaar aan de onderzijde van het blad of vallen op de grond.
Spint (Tetranychus urticae) is waargenomen op meer dan 180 verschillende waardplanten waaronder gerbera. Spint komt (overdag) vooral voor aan de onderzijde van de bladeren. De spintmijt doorboort met zijn scherpe monddelen de bladeren. Het leegzuigen van de plantencellen veroorzaakt gele vlekjes op de bladeren.
De spintmijten kunnen ook schade geven doordat de plant met spinrag wordt bedekt. De bladactiviteit en de productiviteit worden hierdoor verminderd.
Volwassen spintmijten kunnen op beschutte plaatsen overwinteren en kunnen bij lage temperaturen in diapause (winterrust) gaan. Vrouwtjes die in diapause zijn, hebben een oranje-rode in plaats van hun gebruikelijke geel-groene kleur. Ze eten niet of nauwelijks van de plant en zijn hierdoor minder kwetsbaar voor chemische middelen. Eieren worden in het algemeen afgezet aan de onderkant van het blad.
De meest voorkomende en schadelijkste trips is de Californische trips (Frankliniella occidentalis). Trips heeft ongeveer 200 plantensoorten als voedselbron, waaronder gerbera. De Californische trips is voornamelijk een bloembezoeker, maar komt in gerbera ook voor op de bladeren.
De eieren kunnen worden afgezet in het blad of zelfs in de bloem (knop). De schade uit zich vooral als kleine lichte streepjes op de bloem-bladeren. Bij het uitgroeien van de gewone bladeren kunnen littekenachtige misvormingen ontstaan.
Wist u dat de trips bijna de gehele levenscyclus is gebonden aan de plant? Alleen de verpopping vindt over het algemeen plaats in de grond.
Er zijn vele soorten motten en rupsen, maar in gerbera komt vooral de Turkse mot (Chrysodeixis chalchites) en Duponchelia fovealis het meeste voor. Beide soorten zijn polyfaag en kunnen in korte tijd veel schade aan richten.
De vrouwelijke motten leggen de eitjes verspreid of in kleine groepjes in het gewas. Kort daarna komen de jonge rupsen uit en deze beginnen meteen van het gewas te vreten. In het begin eten de kleine rupsen nog niet helemaal door het blad heen en is vooral venstervraat zichtbaar. Zodra de rupsen groter worden, neemt de zichtbare schade in het gewas ook snel toe. Een rups doorloopt een aantal vervellingsstadia in haar leven, hetgeen haar in staat stelt om te groeien totdat het moment van verpoppen is aangebroken.
De rupsen van de Duponchelia zijn lastiger te bestrijden, omdat de rupsen zich vooral onderin het gewas bevinden en beschut onder de bladeren aan de stengelbasis van de plant vreten.
Wantsen zijn een zeer diverse insectengroep waarin zowel schadelijke als nuttige wantsen in voor komen. De schadelijk exemplaren kunnen behoorlijke schade aan richten in een grote groep gewassen waaronder in gerbera.
De wantsen prikken met hun zuigende monddelen in groeipunten en bladeren en zuigen er voedingsstoffen uit. Tijdens het opzuigen van voedingstoffen scheiden ze ook een giftige stof af in de plant en dit leidt tot weefselbeschadigingen en misvormingen van bloemen en planten.
Kaswittevlieg (Trialeurodes vaporariorum) komt op vele gewassen waaronder roos voor. De volwassen kaswittevlieg vindt u vooral op jongere bladeren. Ze zet haar eieren aan de onderkant van de bladeren in cirkels af.
De witte vlieg voedt zich met plantensappen. Het leegzuigen van de plantencellen leidt tot misvormingen van het blad.
Een nog groter probleem is dat de kaswittevlieg grote hoeveelheden honingdauw uitscheidt. Op deze honingdauw kunnen (roetdauw) schimmels groeien, waardoor de gerbera’s onverkoopbaar worden.
Wolluizen zijn in veel gewassen, zoals in gerbera, roos en diverse potplanten, een lastige plaag om te bestrijden om hun verborgen levenswijze. Doorgaans komen wolluizen voor aan de onderzijde van bladeren, op bladnerven, stengels en stammen en dan met name dieper in het gewas. Schade van wolluis is voornamelijk van visuele aard, maar zodra er een ernstige aantasting is dan kan er ook vervuiling door honingdauw en roetdauw ontstaan. Tevens kan groeistagnatie van de plant optreden. Goede gewaswaarnemingen zijn van groot belang op een vroegtijdige aantasting te signaleren.
De mannetjes en vrouwtjes wolluizen lijken niet op elkaar. Waar het vrouwtjes een witte wollige laag over het lijfje heeft en haar hele leven op een soort van larf blijft lijken, verandert het mannetje van uiterlijk en krijgt hij zelf vleugels om zich later eenvoudig te verplaatsen om zoek te gaan naar een vrouwtje.
Om een goede bestrijding uit te voeren en het contact met de plaag te verhogen, is het aan te raden om een uitvloeier toe te voegen aan de spuitoplossing.