Deze grote luizensoort komt op veel cultuurgewassen voor waaronder chrysant, roos, diverse potplanten en aubergine, paprika en tomaat.
Aardappeltopluis (Macrosiphium euphorbiae) overleeft jaarrond in de rozenkas, maar kan in milde winters ook buiten overwinteren op diverse plantensoorten als kruiskruid en herderstasje.
Aardappeltopluis leeft vooral aan de onderzijde van de bladeren en op de stelen verspreid over de hele plant. De luis kan dus ook over de hele plant schade veroorzaken. Voor de teler is het daarnaast vervelend dat de luis grote hoeveelheden honingdauw uitscheidt. Op deze honingdauw kunnen vervolgens weer (roetdauw) schimmels gaan groeien. Hierdoor worden de rozen onbruikbaar.
Deze bladluis is een grote bladluis en komt op verschillende cultuurgewassen voor, waaronder roos. De boterbloemluis (Aulacorthum solani) kan jaarrond in de kas overleven, maar kan ook buiten overwinteren op met name nachtschaden (Solanaceae).
Wist u dat de boterbloemluis zich verspreid over de hele plant en dus ook over de gehele plant schade veroorzaakt? Om zich te voeden prikt de bladluis in de neerwaartse sapstroom (floeem) en veroorzaakt dan omkrullende bladeren.
Daar waar de bladluis heeft gezogen, vertonen de volgroeide bladeren geelachtige vlekjes en misvorming in de groeipunten. Op de honingdauw die de bladluizen uitgescheiden, kunnen schimmels gaan groeien. Hierdoor worden de rozen onverkoopbaar.
Deze bladluizensoort komt op verschillende cultuurgewassen voor, waaronder roos. De groene perzikluis (Myzus persicae) kan jaarrond in de kas overleven.
De bladluis voedt zich door te prikken in de neerwaartse sapstroom (floeem) en ze veroorzaakt dan misvormde bladeren. Een nog groter probleem is, dat de bladluizen grote hoeveelheden honingdauw uitscheiden. Op deze honingdauw kunnen (roetdauw) schimmels gaan groeien. De rozen worden door deze vervuiling onverkoopbaar.
Spint (Tetranychus urticae) is waargenomen op meer dan 180 verschillende waardplanten waaronder roos. Spint komt (overdag) vooral voor aan de onderzijde van de bladeren. De spintmijt doorboort met zijn scherpe monddelen de bladeren. Het leegzuigen van de plantencellen veroorzaakt gele plekken op de bladeren. De spintmijten kunnen ook schade geven doordat de plant met spinrag wordt bedekt. De bladactiviteit en de productiviteit worden hierdoor verminderd.
Volwassen mijten kunnen op beschutte plaatsen overwinteren en kunnen bij lage temperaturen in diapause (winterrust) gaan. Vrouwtjes die in diapause zijn, hebben een oranje-rode in plaats van hun gebruikelijke geel-groene kleur. Ze eten niet of nauwelijks van de plant en zijn hierdoor minder kwetsbaar voor chemische middelen. Eieren worden in het algemeen afgezet aan de onderkant van het blad.
De meest voorkomende en schadelijkste trips is de californische trips (Frankliniella occidentalis). Trips heeft ongeveer 200 plantensoorten als voedselbron, waaronder roos. De californische trips is voornamelijk een bloembezoeker maar komt ook voor op de bladeren.
De schade uit zich vooral in kleine lichte streepjes op de bloembladeren. Bij het uitgroeien van de bloembladeren kan dan ook misvorming ontstaan.
De eieren worden afgezet in het blad, de kelkbladeren of de kroonbladeren van de bloem. Wist u dat de trips bijna de gehele levenscyclus aanwezig is op de plant? Alleen de verpopping vindt plaats in de grond of op en onder de substraatmatten.
Kaswittevlieg (Trialeurodes vaporariorum) komt op vele gewassen waaronder roos voor. De volwassen kaswittevlieg vindt u vooral op jongere bladeren. Ze zet haar eieren aan de onderkant van de bladeren in cirkels af. De witte vlieg voedt zich met plantensappen. Het leegzuigen van de plantencellen leidt tot misvormingen van het blad.
Een nog groter probleem is dat de kaswittevlieg grote hoeveelheden honingdauw uitscheidt. Op deze honingdauw kunnen (roetdauw) schimmels groeien, waardoor de rozen onverkoopbaar worden.
Wolluizen zijn in veel gewassen, zoals in roos, gerbera en diverse potplanten, een lastige plaag om te bestrijden om hun verborgen levenswijze. Doorgaans komen wolluizen voor aan de onderzijde van bladeren, op bladnerven, stengels en stammen en dan met name dieper in het gewas. Schade van wolluis is voornamelijk van visuele aard, maar zodra er een ernstige aantasting is dan kan er ook vervuiling door honingdauw en roetdauw ontstaan. Tevens kan groeistagnatie van de plant optreden. Goede gewaswaarnemingen zijn van groot belang op een vroegtijdige aantasting te signaleren.
De mannetjes en vrouwtjes wolluizen lijken niet op elkaar. Waar het vrouwtjes een witte wollige laag over het lijfje heeft en haar hele leven op een soort van larf blijft lijken, verandert het mannetje van uiterlijk en krijgt hij zelf vleugels om zich later eenvoudig te verplaatsen om zoek te gaan naar een vrouwtje.
Om een goede bestrijding uit te voeren en het contact met de plaag te verhogen, is het aan te raden om een uitvloeier toe te voegen aan de spuitoplossing.