Schimmels zoals bijvoorbeeld Botrytis, echte meeldauw, Pythium en Phytophthorakunnen veel schade aanrichten in gerbera’s. Hierdoor kan de kwaliteit en opbrengst van uw gerbera gewas verminderen. Op deze pagina geven we meer informatie over de verschillende soorten schimmels in gerbera’s en onze oplossingen om uw gewas hier tegen te beschermen.
Botrytis
Gerbera kan erg gevoelig zijn voor grauwe schimmel oftewel Botrytis. De vroegere naam “Botrytis cinerea” is nu veranderd in ”Botryotina fuckeliana”. Dit komt doordat Botrytis nu in een geslachtelijke vorm gevonden is.
Botrytis is een zeer algemeen voorkomende schimmel die grote aantallen sporen produceert. Botrytis tast bij voorkeur zwak plantenweefsel aan, zoals afstervend plantmateriaal, (snij)wonden en bloemblaadjes. Sporen kunnen alleen kiemen en plantenweefsel infecteren als voldoende vocht aanwezig is, bijvoorbeeld bij een luchtvochtigheid van 93% of hoger. Dit kan het geval zijn tijdens bewaring of transport.
Botrytis komt jaarrond voor, maar de meeste infecties vinden plaats in het najaar en voorjaar, zodra de luchtvochtigheid sterk toeneemt en het gewas kan “natslaan”. De kiemsnelheid is afhankelijk van de temperatuur. Botrytis kan al kiemen bij een temperatuur tussen de 2 en 30 °C. De kiemsnelheid is afhankelijk van de temperatuur. Bij 20 °C kiemen de sporen binnen 5 uur, maar bij hogere temperaturen nog sneller.
Gerbera is gevoelig voor de echte meeldauw “Golovinomyces cichoracearum”. De schimmeldraden van echte meeldauw groeien eerst over het oppervlak van de plant en dringen dan in het plantenweefsel.
Daarna wordt het voedsel uit de plant opgenomen. Wist u dat uit de schimmeldraden een groot aantal sporendragers groeien, die de meeldauw het bekende uiterlijk geven van een witte vlek?
Men noemt dit het zogenaamde "wit". Bij het blad kan dit zowel op de boven- (bovenwit) als aan de onderzijde (onderwit) van het blad ontstaan. De sporen zelf zijn zeer licht en worden door wind en luchtbeweging gemakkelijk over grote afstanden verspreid. Doordat luchtbeweging belangrijk is voor de verspreiding van sporen, zien we in kassen de meeldauw het eerst ontstaan op tochtplekken.
In tegenstelling tot veel andere schimmels ontwikkelt echte meeldauw zich ook goed bij een lage luchtvochtigheid, doordat de sporen zelf relatief veel vocht bevatten. Droog en warm afwisselend weer is dus ideaal voor een snelle uitbreiding van meeldauw.
Phythium (wortelrot) en Phytophthora zijn schimmels die behoren tot de klasse van de Oömyceten. Deze schimmels verspreiden zich door middel van zoösporen. De zoösporen ofwel zwemsporen kunnen zich actief met zweepharen over beperkte afstand in water voortbewegen. Zoösporen zijn zeer gevoelig voor verdroging en hun verspreiding is dan ook gekoppeld aan de beschikbaarheid van water.
Vooral in een vochtige omgeving kan de verspreiding dan ook heel snel gaan. De schimmel kan zich verspreiden door middel van sporen, maar kan ook als schimmelpluis met het substraat worden verplaatst. Dikwandige sporen worden onder ongunstige omstandigheden gevormd en juist die sporen kunnen zeer lang overleven.
Pythium kan zelfs groeien op organisch materiaal in de grond. Start dus met schone gestoomde grond. Pythium is een typische zwakte-parasiet. Planten onder stress zijn dus gevoeliger voor infectie.
Pythium kan vele plantensoorten aantasten en is in het algemeen herkenbaar aan wollig wit schimmelpluis. Pythium kan de wortel als ook de stengel infecteren. Vaak wordt het jonge plantje aangetast, zodra de wortels de besmette grond in willen groeien. Pythium tast uiteindelijk de vaatbundels van de plant aan. De sapstroom stokt, waardoor de plant slap gaat hangen. Door gebrek aan voedingsstoffen treedt meestal geelverkleuring van de bladeren op.